De Tijd
Het hiervolgende is een inlas bij "Over het Zijn",
maar er valt niet op te maken waar.
Het is echter ook op zich staande de moeite waard.
Corr.: H.W.
Als Zijns-moment in het dialectisch proces van het Niet-Zijn is het Tijdstip het abstrakte Worden, zintuiglijk niet waarneembaar.
Wij hebben de tijd van het horloge uitgedacht om houvast te hebben in de voortdurende stroom van het Worden om niet in het Niet-Zijn te verdrinken.
Dit Niet-Zijn is Chronos, die zijn eigen kinderen verslond: het Niet-Zijn verslindt het Zijn, maar brengt het tevens voort.
Door de tijd van het horloge waren wij in staat het leven te regelen, maar ook de beste chronometer kan het tijdstip niet bepalen, omdat het Worden zich niet laat vasthouden, als zijnde dit in strijd met zijn wezen. Zijn is Worden van Niet-Zijn.
Als tijdstip is dit Worden abstracte werkelijkheid als subjectieve innerlijke ervaring, innerlijk omdat de tijd geen uiterlijk aanzijn heeft.
Het subject ervaart niet het tijdstip, want als het Zijn van het Niet-Zijn omdat het Worden het Wordende en het Gewordene; daardoor is de tijdservaring "driedimensionaal" n.l. verleden, heden, toekomst.
De tijd is niet zintuiglijk waarneembaar, heeft geen uiterlijk aanzijn en is niet reëel te objectiveren, ook niet door het horloge, dat de tijd maakt tot een quantitatieve grootheid, terwijl hij niet quantitatief is, want enkel Worden, Zijn en Niet-Zijn.
Wel behoort hij tot de natuur, maar als Niet-Zijn ervaring, natuurlijk Niet-Zijn. Voor zoverre het natuurlijke aanzijn heeft, is het quantitatief, maar de tijd heeft geen aanzijn.
Die van het horloge is wiskundige abstractie, waardoor de tijd evenmin zijn krijgt.
De secondewijzer, die de seconden "wegtikt" benadert het dichtst het wezen van de tijd, maar geeft niet het tijdstip aan, want dit heeft geen duur.
Omdat de tijd geen aanzijn heeft en geen reële objectiviteit, is hij enkel subjectief. Ieder heeft zijn eigen tijd, d.w.z. staat op zijn wijze in verhouding tot het Worden.
Hoe meer gehaast een mens loopt, des te sterker in hem het gevoel, dat de toekomst overslaat in verleden en dat zijn persoonlijke toekomst beperkt is.
Maar de toekomst is onbeperkt, grenzeloos even als het verleden en doordat zij elkaar opheffen (negeren) heffen zij de grenzeloosheid op tot grens: het tijdstip.---